Doorgaan naar inhoud

Jan Arends


Jan Arends werd in Den Haag geboren als "onecht kind" van het twintigjarige katholieke weesmeisje Gerardina Elisabeth Arends. Zijn moeder trouwde twee jaar na zijn geboorte met de tien jaar oudere Frans Barend Arendsen. Vermoedelijk was Arendsen de biologische vader van Jan Arends. Uit het huwelijk werden nog twee kinderen geboren. In zijn jeugd heeft Jan Arends vijf jaar lang op een vrije school gezeten waar volgens de antroposofische leer van Rudolf Steiner onderwezen werd. Jan Arends viel uit de toon tussen de overwegend uit de hogere kringen afkomstige medeleerlingen en werd door hen gepest. De moeder van Jan Arends leed in ernstige mate aan reuma waardoor ze niet langer voor haar kinderen kon zorgen. Jan Arends werd tot zijn achttiende ondergebracht in het rooms-katholieke jongensinternaat van de Kruisvaarders van Sint-Jan te Rijswijk. Halverwege de Tweede Wereldoorlog moest hij dit internaat, waar hij tot schoenmaker opgeleid was, verlaten.

Na deze onfortuinlijke start werd de rest van zijn leven bepaald door de omstandigheden die kenmerkend waren voor de jaren veertig en vijftig en het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw. Jan Arends heeft een klein oeuvre van verhalen en gedichten nagelaten. Het werk van Jan Arends bevat veel autobiografische elementen en geeft een kritische visie op de Nederlandse maatschappij vanuit een persoonlijk perspectief. Zijn leven en zijn literaire werk zijn sterk met elkaar vervlochten.

  • Maatschappelijke ontwrichting en de angst voor kou en honger spelen in het werk van Jan Arends een belangrijke rol. Deze angsten zijn voor het grootste deel terug te voeren op Jan Arends' ervaringen met de strenge vorst tijdens de hongerwinter en tijdens de winterperiodes in 1941, 1942 en 1947.
  • De verhalen beschrijven het dagelijkse bestaan van een alleenstaande man met een lage sociale status in de door de oorlog ontwrichte Nederlandse samenleving. De overheid stimuleerde emigratie, werkte aan de wederopbouw en spande zich in om de woningnood te bestrijden. Nederland werd in de eerste jaren na de oorlog als een van de armste landen binnen Europa beschouwd.
  • Jan Arends heeft na zijn verblijf in het internaat veel verschillende baantjes gehad, waaronder ijscoventer, broodbezorger, portier in een hotel en fabrieksarbeider. Het is bekend dat hij zelfs zijn geluk beproefd heeft in Zweden. Een enkele keer werkte hij als schoenmaker. In 1955 vertaalde hij L'amie de Madame Maigret van Georges Simenon in het Nederlands. Hij is gedurende een langere periode copywriter voor een reclamebureau geweest. Hij werkte na verloop van tijd opmerkelijk vaak als huisknecht: volgens de overlevering rond de honderd keer maar dat lijkt onwaarschijnlijk.
  • Tussen de verschillende dienstbetrekkingen door verbleef Jan Arends regelmatig in psychiatrische inrichtingen. Hij is opgenomen geweest in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam, Beileroord in Beilen, de Valeriuskliniek in Amsterdam, Dennenoord in Zuidlaren, een alcoholistenkliniek in Haarlem en het Willem Arntszhuis in Utrecht. Volgens sommigen was Jan Arends minder gek dan hij zich voordeed en kwam een opname in een psychiatrisch ziekenhuis hem soms goed uit in een tijd dat de sociale voorzieningen voornamelijk uit verschillende vormen van liefdadigheid bestonden.

Over het leven van Jan Arends is weinig bekend omdat hij slechts weinig en meestal relatief kortdurende, wisselende sociale contacten had. Omdat zijn literaire werk sterk autobiografische trekken vertoont is zijn literaire werk de belangrijkste en mogelijk de meest betrouwbare bron van informatie over zijn leven.

De moeilijke relaties met bazinnen en hospita's, de vernederende behandelingen door psychiaters, rechters en andere ambtsdragers, de moeizame en onaangename kanten van de intermenselijke relaties in het algemeen en de wanhoop en beklemming zijn thema's waarmee al zijn werk doorspekt is.

  • Er is veel gespeculeerd over de reden waarom hij zo vaak een betrekking als huisknecht zocht. Algemeen wordt aangenomen dat Arends deze betrekkingen koos uit een vermeende masochistische behoefte. Een betrekking als huisknecht had in de periode van de wederopbouw, met een hoge woningnood, als voordeel dat een huisknecht vaak inwonend was. Na de opname in een inrichting of het opzeggen van een dienstbetrekking leverde een nieuwe betrekking als huisknecht tevens een nieuw onderkomen op. Mogelijk heeft dit voordeel samen met zijn neiging tot frequent verkassen, zijn voorkeur voor het werk van huisknecht versterkt.
  • Er is, naast de beschrijvingen die Arends zelf geeft, weinig bekend over de behandelingen die hij heeft moeten ondergaan in de zorginstellingen waar hij verbleef. De medische dossiers die informatie over zijn behandeling bevatten vallen onder het medisch beroepsgeheim. Als er nog dossiers over de behandelingen van Jan Arends bewaard gebleven zijn zullen ze voor onderzoekers buiten de geneeskunde waarschijnlijk ontoegankelijk blijven.

In januari 1944 heeft Jan Arends een eerste gedicht in een illegaal krantje gepubliceerd. Vanaf 1949 publiceerde hij in verschillende tijdschriften zo nu en dan gedichten. Zijn eerste dichtbundel Gedichten werd in 1965 door De Bezige Bij uitgebracht. Arends debuteerde als verhalenschrijver in 1955 in het blad Maatstaf met het verhaal Lente/Herfst. Het heeft echter tot de publicatie van de verhalenbundel Keefman in 1972 geduurd tot hij in brede kring als serieus literair schrijver en dichter erkend en ontdekt is. Voor 1970 was de maatschappelijke weerstand tegen erkenning van mensen als Jan Arends als serieus schrijver en dichter mogelijk te groot. Om de erkenning als serieus schrijver mogelijk te maken hebben de maatschappelijke veranderingen tijdens de jaren zestig en de opkomst van de antipsychiatrie in Nederland deze weerstand waarschijnlijk voldoende gereduceerd.

Jan Arends heeft nog geen twee jaar als schrijver en dichter de aandacht van een breed lezerspubliek getrokken. Op 21 januari 1974, de dag waarop zijn gedichtenbundel Lunchpauzegedichten verschijnt, pleegt hij zelfmoord door uit het raam van zijn woning op de vijfde etage van een flat in Amsterdam te springen. Na deze gebeurtenis verscheen in 1974 zijn verhalenbundel Ik had een strohoed en een wandelstok, de laatste bundel die door hemzelf samengesteld is. Uit zijn nalatenschap werd door Remco Campert de dichtbundel Nagelaten gedichten samengesteld die in 1975 verscheen. In 1983 verschijnt het Verzameld werk met daarin een aantal niet eerder gepubliceerde gedichten.

Zijn werk heeft tot in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw bij een breder publiek in de belangstelling gestaan. Jan Arends wordt door sommigen beschouwd als een enfant terrible van de literaire wereld of een cultfiguur maar door anderen wordt hij gezien als een held van de tegencultuur en van de antipsychiatrie. De Bezige Bij heeft als blijk van erkenning al het literaire werk van Jan Arends in 2014 opnieuw uitgegeven.

Bron: Wikipedia

Algemene informatie