Doorgaan naar inhoud

Dagboeken 1918-1921 en 1933-1939

Op 12 augustus 1975 werden vier verzegelde pakketten met manuscripten eindelijk geopend. Het was de twintigste sterfdag van Thomas Mann, die testamentair bepaald had dat deze manuscripten pas twintig jaar na zijn dood gelezen en gepubliceerd mochten worden. De pakketten bevatten tweëndertig cahiers met in totaal ruim vijfduizend bladzijden 'dagelijkse aantekeningen'. Ze behelsden de jaren van de nationaal-socialistische machtsovername in 1933 en het begin van Manns vrijwillige ballingschap tot aan zijn dood in 1955. Vier cahiers vielen verrassend buiten voornoemde periode. Ze bevatten aantekeningen uit de jaren 1918-1921. Deze waren door de schrijver gespaard voor het vuur waaraan hij alle dagboeken van vóór 1933 had toevertrouwd. Door de vondst van de 'vroege' aantekeningen krijgen de dagboeken van zijn laatste twintig jaar er een dimensie bij; men ziet de ontwikkeling van de monarchistisch gezinde conservatief tot overtuigde republikein eerst, en tot sociaaldemocraat vervolgens. In de dagboeken vanaf 1933 profileert Mann zich steeds duidelijker als overtuigd anti-fascist. We komen Thomas Mann tegen als echtgenoot en gezinshoofd, als gastheer en vriend, als polemist en als door heftige gemoedsaandoeningen soms gestimuleerde en dan weer gedeprimeerde schrijver.